Notaris-, schepen- en andere akten

122 Eerder hadden de erfgenamen van jonker Johan Pels die in zijn leven heer van Milheeze was, besloten tot het verkopen van het bezit afkomstig van deze jonker Johan Pels, gelegen in het land van Zevenbergen, ter betaling van de schulden die door zijn erfgenamen zijn gemaakt in het proces tegen joffrouw van der Ee. Daarom zijn vandaag voor schepenen verschenen de heer Cornelis Prouning genoemd van Deventer, hoogschout van het kwartier van Peelland, verder jonker Peter Ernest de Bruning, jonker Johan van de Schout, Frans Roscam en Thomas Willems van Vucht als gemachtigde zoals hij verklaarde van joffrouw Maria van Lanckveldt, douagiere van de heer Robbert de Bever, heer te Milheeze, allen als erfgenamen van wijlen jonker Johan Pels en ze wensen dat niemand van hen als erfgenamen geld van het verkochte bezit zal krijgen, nog ook aanspraken daarop zal maken, niet vooraleer de schulden in dat proces zowel in Den Bosch als elders mochten zijn ontstaan, betaald zullen zijn met ook alle achterstallige rente. Dat geld zal voorlopig onverdeeld blijven totdat alle schulden uit het sterfhuis zullen zijn betaald. Verder machtigen de comparanten hier jonker Peter Ernest de Bruning om het bezit te Zevenbergen namens de erfgenamen daar te laten veilen, biljetten aan te plakken, een koopdag houden etc. waarvoor hij volkomen machtiging krijgt. Aldus opgemaakt in St. Michielsgestel in aanwezigheid van Willem Adams en Jan Janssen Spierincks als getuigen. Actum 7 maart 1661.

111 Daarna verklaren de comparanten die 130 gulden zullen blijven staan tot dat Lambert meerderjarig zal zijn geworden of komt te huwen en daarvan zal jaarlijks 6 gulden en 10 stuivers rente worden betaald, ingaande Nieuwjaarsdag 1662 en voor de eerste keer opeisbaar op 1 januari 1663. Actum als boven. In marge: Lambert Peters verklaart nu meerderjarig te zijn en voor die 130 gulden te zijn betaald. Actum 22 december 1666.

110 Wij Willem Adams en Jan Janssen Broeren, verklaren dat vandaag voor ons zijn verschenen Jan, Goijaert en Willem, zoons van Corstiaen Janssen van de Merendonck door deze Corstiaen verwekt bij wijlen zijn vrouw Teunisken Peters, verder Jan Damen als man van Merijken dochter van genoemde Corstiaen en Merijken, die ook samen handelen voor hun afwezige zuster Jenneken ter ener zijde en verder Lambrecht Peters wettige zoon van Peter Lambrechts verwekt bij wijlen Merijken Corsten ook wettige dochter van genoemde Corstiaen Janssen van de Merendonck verwekt bij Teunisken Peters, geassisteerd met diens vader Peter Lambrechts. De genoemde comparanten verklaren eerder voor schepenen alhier een boedeldeling te hebben gemaakt van alle bezit en schulden zonder dat ze daarbij rekening hadden gehouden met Lambert Peters die daarbij de plaats had ingenomen van zijn overleden moeder Merijken, omdat ze niet wisten of zij dood dan wel levend was. Daarover waren grote moeilijkheden ontstaan en er zouden ook grote onkosten door zijn ontstaan, omdat die deling al geruime tijd geleden was gemaakt. De comparanten hebben dit ook zo ingezien en hebben de verschillende erfdelen nog eens overwogen en nu in der minne het volgende afgesproken. Genoemde Jan, Goijaert en Willem en Jan Damen die ook handelen voor hun zuster Jenneken zullen aan genoemde Lambrecht Peters een bedrag van 150 gulden betalen en wel 20 gulden direkt bij het passeren van deze akte en het restant van 130 gulden zo spoedig als Lambert komt te huwen of meerderjarig wordt. Daarmee verklaart Lambert afstand te doen van alle roerend en onroerend bezit dat Corstiaen en Teunisken zijnde zijn grootouders hebben nagelaten. Zijn vader Peter Lamberts belooft deze overeenkomst ook goed te keuren en zal zijn zoon Lambrecht deze afspraak altijd na laten komen. Partijen verklaren hiermee tevreden te zijn. Actum 3 januari 1661.

59 Wij, Willem Adams en Jan Janssen Spierincks verklaren dat voor ons is verschenen Hendrieksken weduwe van Marcelis Hendricks van der Dootleggen en Cornelis Marcelis haar zoon die verklaren dat ze diverse meningsverschillen met elkaar hebben over de erfenis en bezit dat ze vandaag aan de secretaris van St. Michielsgestel hebben verkocht en ook over het verdere gebruik van dat bezit. Door bemiddeling van ons schepenen heeft men nu het volgende afgesproken. Genoemde Hendriksken zal haar leven lang op het kelderkamertje blijven wonen van haar zoon en daarnaast nog zoveel tuin gebruiken als de secretaris verleden jaar heeft gebruikt gehad en ook de houtopstand te gebruiken. Daarnaast zal ze van de secretaris van het verkochte bezit nog 50 gulden krijgen. Cornelis belooft zijn moder daarin met rust te laten. Actum 27 december 1659.